Ik ben nooit een workaholic geweest. Ik heb altijd gewerkt om te leven en nooit geleefd om te werken. Desondanks was het confronterend om deze week formeel bevestigd te krijgen, dat mijn vervroegde aanvraag voor een WIA uitkering is gehonoreerd. Oftewel: ik ben 100% afgekeurd, mijn werkzame leven is voorbij…
Finish verplaatst
Het staat er zwart op wit. “Hierbij laten wij u weten dat u een WIA uitkering krijgt.” Het voelt een beetje alsof je lekker in de wedstrijd zit en voortijdig wordt gewisseld. Of wanneer ze tijdens de Rotterdam Marathon de finish tussentijds hebben verplaatst naar het Kralingse Bos. Dat je door onbekenden wordt weggevoerd op een feest, dat nog lang niet is afgelopen. Alsof iemand anders het licht uitdoet, terwijl jij nog straalt. Een einde dat je niet zelf kunt bepalen, is niet het einde dat je wil…
Te druk, te hectisch
Aan de andere kant is het natuurlijk ook een opluchting. De loden last van het (ooit weer) moeten werken, terwijl ik dat niet meer kan, is van me afgevallen. Ik weet dat ik mijn huidige werk niet meer kan uitvoeren – te druk, te hectisch, teveel prikkels – maar ook een eventuele omscholing naar een andere functie is onbegonnen werk. Ik zie me al in de horeca werken. De gasten zouden in hun glas nog slechts een klein laagje bier aantreffen en hun koffie op het schoteltje in plaats van in het kopje. In de zorg misschien? Alleen als de patiënten zo min mogelijk aandacht vragen en zoveel mogelijk zelf doen. Waar vind je in godsnaam zulke patiënten? Tekstschrijven dan, dat doe je nu toch ook met je blogs? Klopt, alleen kan ik dat maximaal een uur achter elkaar, daarna moet ik even rusten. En ik doe het overigens uitsluitend op mijn telefoon, want mijn linkerhand ‘doet’ het niet meer zo goed.
Het is wat het is
Nee, ik zie met de beste wil van de wereld niet zo snel in wat ik nog voor een werkgever zou kunnen betekenen. Ik ben mobiel beperkt, kan me alleen nog maar verplaatsen met een rollator, kan niet omgaan met (teveel) prikkels en ben mede daardoor snel moe, na 1-2 uur is de tank leeg. De doofheid en verstoorde (fijne) motoriek links laat ik dan nog buiten beschouwing. Ik zou maar wat graag nog willen werken, bijvoorbeeld als koerier of receptionist. Dat zou immers automatisch betekenen dat ik veel meer kan dat waar ik in werkelijkheid nu nog toe in staat ben, maar helaas, het is wat het is…
Koesteren
Ik probeer daarom mijn vervroegde, gedwongen pensionering maar zoveel mogelijk te koesteren. Vanzelfsprekend blik je op het moment dat je werkzame leven stopt ook even terug op al die jaren ervoor. Was het zinvol? Ben je ergens trots op? Ga je je werk missen? Heeft het je iets gebracht?
Trots op mijn werk
Logische vragen. Het antwoord laat even op zich wachten. Ik merk na een tijdje dat ik toch wel vaak op ‘nee’ stuit. Ja, ik heb bij veel verschillende organisaties gewerkt, op veel verschillende locaties, heb veel mensen leren kennen, hele leuke soms waarmee ik prettig heb samengewerkt, heb gelachen, en in sommige gevallen – tot op de dag van vandaag – contact heb gehouden. Maar trots op mijn werk, ga ik het missen, was het zinvol? Niet echt, nee, als je het mij vraagt.
Toegevoegde waarde
Dat komt natuurlijk voor een deel ook door het beroep dat ik uitoefende, namelijk communicatie-adviseur. Tja, sorry voor wie ik nu beledig, dan ben je in mijn ogen gewoon veel minder van betekenis dan die verpleegkundige of die agent, die onderwijzer of die brandweerman. Als je je gezonde verstand gebruikt, een beetje kan babbelen en een pen kunt vasthouden, kom je in het communicatievak al een heel eind. Iets wat mensen die ‘iets doen in de communicatie’ natuurlijk never nooit niet willen horen en met vuur en zwaard zullen bestrijden. Wat dat betreft hebben communicado’s (wat een vreselijk woord) veel gemeen met managers. Ook zo’n beroepsgroep waarvan niet altijd even gemakkelijk de toegevoegde waarde kan worden aangetoond, hoewel ze zelf anders beweren. En dus zijn ze er in overvloed, communicatieprofessionals en managers.
Lean, mean, scrummen en agile
Je kan in veel organisaties, vooral bij de (semi-)overheid, eenvoudigweg niet om ze heen. En hun ‘onmisbaarheid’ houden ze zorgvuldig in stand – bij voorkeur vergroten ze die zelfs uit – door te pas en te onpas te schermen met ingewikkelde theorieën, termen en woorden, bij voorkeur in het Engels. Ik vond en vind dat buitengewoon amusant en heb jarenlang – door luiheid, gemakzucht, een goed salaris en, ik geef het toe, ook wat angst voor het onbekende – een beetje lafjes meegedraaid in dit circus. En dus heb ik in bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken voor een andere baan of een nieuwe opdracht ook kwistig gestrooid met termen als ‘scrummen’, ‘lean and mean’ en – dit vind ik op afstand de mooiste van allemaal – ‘agile’. Ik denk in dit verband nog regelmatig terug aan die oude voorlichter van de gemeente Vlaardingen die zich er 30-35 jaar geleden al over verbaasde dat wat hij een ideetje noemde plots concept werd genoemd. Hoe zou de arme man – hij is helaas onlangs overleden – zich nu hebben gevoeld, in dit krankzinnige tijdperk waarin je geen telefoontje meer pleegt, maar een ‘call’ hebt en waarin je niet meer vergadert, maar in een ‘meeting’ zit. Ik hoorde laatst iemand met wie ik in gesprek was – zonder te lachen – verkondigen dat ze ‘in the hunt’ ging. Mensen, mensen, waar zijn we in godsnaam mee bezig? Ben ik nou zo gek of is de rest zo slim?
Nietszeggende managementkreten
Overigens sorteerde dat duur verkopen van oude wijn in nieuwe zakken voor mij meestal wel effect, want na vrijwel alle sollicitatiegesprekken die ik voerde, zeker de laatste jaren, mocht ik snel bij het bedrijf dat mij woog aan de slag. Om ze vervolgens nooit meer in de mond te nemen, die onzin termen. En geloof me, er was niemand die daar een punt van maakte, geen haan die er naar kraaide. Net zo min als dat ik gemerkt heb dat volgens die zo beproefde theorieën werd gewerkt. Blijkbaar volstond het ook om stapsgewijs, efficiënt en doelgericht te werk te gaan en wendbaar te zijn. Op een paar zeperds na – daar loop je allemaal wel eens tegen aan – waren de meeste van mijn werkgevers best tevreden over mij en over mijn functioneren, ook zonder die communicatie poespas en nietszeggende managerskreten.
Gebakken lucht
Zoals gezegd, naast communicado’s zijn ook de meeste managers meesters in het verkopen van gebakken lucht. Vaak komt dit ook tot uitdrukking in de naam van hun functie, die iets zegt over het ‘vakgebied’ dat ze ‘managen’. Okay, enige coördinatie kan geen kwaad, maar ik denk dat de meeste organisaties even goed – of misschien zelfs beter – presteren als een substantieel deel van de managers buitenspel wordt gezet.
Vergaderen op de grond
Ik maakte ooit mee dat het een manager ondanks veel management inzet – ook van collega managers – niet lukte om tijdelijke vervanging te regelen ivm de kortstondige afwezigheid van een collega. Zij – het had net zo goed een hij kunnen zijn – overlegde zich suf met andere managers, terwijl ze daarnaast haar tijd ook nog moest vullen met zich druk maken over en het vervaardigen van nutteloze managementrapportages, o.a. over onze urenverantwoordingsstaten die wij door tijdgebrek helaas niet konden invullen, omdat we, precies, een collega misten. Het was natuurlijk allemaal veel effectiever geweest als onze manager van toen gedurende die korte afwezigheid van onze collega even ‘in de uitvoering’ was bijgesprongen. Maar nee, dat doen managers niet. Die ‘managen’ liever de ‘weekstart of – nog erger – de ‘dagstart’. Oeverloos ouwehoeren met z’n allen terwijl je met z’n allen dat half uur of soms nog langer ook iets zinnigs had kunnen doen. Of ze denken na over een volgende inspiratiesessie, een strategisch – dat woord doet wonderen, geloof me, echt, gebruik het op de meest vreemde momenten, het legt je geen windeieren – brandingstraject, een ‘heisessie’ of een teambuildingsbijeenkomst. Of over andere manieren om te ‘verbinden’, ook zo’n modewoord, zoals die ene hoge topambtenaar – origineel waar – die alle stoelen uit zijn kamer liet halen om op de grond te vergaderen. En het meest wonderlijke is, iedereen deed het…
Nut en noodzaak van nonsens
Ik ben al vele jaren een groot fan van Japke-d Bouma die op een geweldige wijze de talrijke onzinnige, geldverslindende, maar o zo herkenbare kantoorsituaties die zich dagelijks op een groot aantal locaties in ons land voordoen, levendig beschrijft. Ik heb ook ooit overwogen om – samen met twee toenmalige collega’s – over dit onderwerp het een en ander op papier te zetten. De voorbeelden werden ons immers dagelijks ongevraagd aangereikt. We hadden de titel van ons boek al bedacht: “Onzin in strategisch perspectief”, met als ondertitel “Nut en noodzaak van nonsens”. Onze insteek was namelijk dat onzin loont en dus niet veroordeeld moet worden, maar dat onzin juist moet worden geprezen, moet worden gezien als een waardevol goed en dat je in het toepassen ervan jezelf (on)bewust kan bekwamen. En daar geloof ik nog steeds heilig in. Kijk eens naar mensen met veel aanzien, invloed en/of geld en ga dan eens na wat ze zoal verkondigen, daadwerkelijk presteren of aan de man brengen. Je vindt ze overal, die mensen die vorm verkiezen boven inhoud, die naar hartelust – vrij naar Carmiggelt – epibreren, die nietszeggers die de kunst van de kolder verstaan en daar beter van worden. Politici, zakenlieden, architecten, kunstenaars, dikbetaalde ‘motivation speakers’, andere ‘goeroes’. En ja, dus ook best veel managers en communicatie-adviseurs. Ronduit grappig vind ik trouwens dat veel van de mensen uit mijn netwerk die ik ooit sprak over mijn plannen voor dat boek over onzin het roerend met me eens waren. Vaak ook managers en communicatieprofessionals uit mijn netwerk die nu nog als zodanig, soms op hoog niveau, aan het werk zijn. Ik noem uiteraard geen namen…
Boek over onzin
Helaas is dat boek er nooit gekomen. Misschien moet ik mijn beperkte energie vanaf nu toch maar gaan gebruiken om het in etappes – ‘scrummend’ zeg maar – alsnog te schrijven. Terugkijkend op mijn werkzame leven komen er genoeg voorbeelden van meer en minder succesvol gepraktiseerde onzin naar boven. In dat geval heeft het toch nog ergens zin voor gehad, dat werk van mij. Hoewel ik eigenlijk natuurlijk liever gewoon een baan met betekenis in de ware zin van het woord had gehad. Ik heb het een paar keer geprobeerd om een switch te maken, maar het ontbrak me telkens aan lef, daadkracht en doorzettingsvermogen. En okay, eerlijk is eerlijk, ik wilde ook niet te veel van mijn salaris inleveren. Ik schrok altijd als ik hoorde hoeveel mensen verdienden (en nog steeds verdienen) die echt belangrijk werk verrichten zoals zorgmedewerkers, agenten en medewerkers van hulpdiensten in vergelijking met hoeveel ik ‘kreeg’ voor wat ik de maatschappij had te bieden. Op die momenten wist ik het zeker: “Onzin loont!” en dus bleef ik maar gewoon doen wat ik kon. En ja, gek genoeg vind ik het dan toch wel gek en confronterend dat ik zelfs dat nu niet meer kan…