Spiegelen


“Je ziet er goed uit,” zei laatst iemand tegen me. Het was een man. Een heel aardige man. Eentje waarvan ik vrijwel zeker weet dat hij oprecht is en altijd eerlijk zijn mening geeft. Ook eentje die nog nooit eerder zoiets tegen me gezegd had, terwijl ik hem toch al een tijdje ken. Zoals wel meer mensen, die nog nooit tegen me gezegd hebben dat ik er goed uitzie, dat tegenwoordig, ongetwijfeld met goede bedoelingen, zomaar tegen me zeggen. Ik nam het compliment met een knik en een glimlach in ontvangst, maar voelde tegelijkertijd toch ook het wantrouwen in mij groeien. Zouden hij en al die anderen dit tegen me zeggen, omdat ze mijn aanblik wellicht vergelijken met het stereotype beeld van de kankerpatiënt? Sterk vermagerd, vermoeid ogend, een asgrauwe kleur. Ik heb zelf ook lang die associatie gehad bij iemand die kanker heeft. Onterecht natuurlijk, soms duurt het immers lang voordat kanker zijn ware gezicht laat zien.

Richard Gere
Toen ik die dag voor het slapen gaan in de spiegel keek, kon ik eigenlijk niet anders dan het met hem eens zijn. Maar – bescheidenheid siert de mens – eigenlijk was ik al die jaren voor mijn veroordeling tot kankerpatiënt die mening toegedaan. Okay, ik oog niet als Richard Gere, de heimelijke liefde van mijn moeder zaliger, en ook niet als George Clooney of Brad Pitt, om nog maar eens wat hunks te noemen, maar tegelijkertijd heb ik ook niet de uitstraling van Quasimodo of Catweazle. Kortom, met mijn positie in het spectrum ben ik best tevreden.

Onzichtbaarheid
En dus ook met het feit dat die positie (nog) niet aan het wankelen wordt gebracht. Het lijkt me best moeilijk om in de spiegel te kijken en iemand te zien die niet meer op mij lijkt. Aan de andere kant brengt het ook elke keer weer verwonderde gevoelens naar boven wanneer ik geconfronteerd wordt met dezelfde persoon als voorheen, die toch anders is. Hoe kan het dat in dit lichaam een ziekte huist die me vroeg of laat fataal wordt? Ik voel me niet ziek en heb geen pijn, uitgezonderd de klachten van een ‘frozen shoulder’ waar ik sinds kort mee door het leven ga, maar dat heeft niets te maken met mijn hersentumor. Als ik op een zonnige dag achter een Leffe Blond op een terras zit en mijn rollator uit het zicht heb geparkeerd, ziet niemand dat ik ernstig ziek ben. Hoewel ik mijn lot zo goed mogelijk probeer te accepteren en het kruis dat daarbij hoort moedig met me meedraag, zorgt deze relatieve onzichtbaarheid van mijn verstoorde leventje – als ik achter mijn rollator loop, wordt alles meteen een stuk helderder – vaak toch nog voor ongeloof, boosheid en verdriet.

Reflecteren
Zittend voor mijn spiegel koester ik dus maar het beeld dat ik ‘s ochtends bij het ontwaken en ‘s avonds voor het slapen gaan aanschouw. Het zijn ook de momenten, tijdens dat spiegelen, dat ik soms reflecteer op mijn leven. Of ik alles wel goed heb gedaan. Nee, natuurlijk niet. De vraag stellen, is hem beantwoorden. Gedane zaken nemen echter geen keer, dus bij mijn fouten blijf ik niet te lang stil staan. “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.”

“Mijn ikken
Ik zie dan ook af en toe mijn andere “ikken” voorbijkomen. Dat blonde, verlegen knulletje, dat droomde van een bestaan als profvoetballer. Die onzekere puber, inmiddels ontwaakt uit die droom, zoekend naar zichzelf. Die jonge, trotse vader die deels als ‘bijstandsvader’ voor zijn twee kinderen zo goed en liefdevol mogelijk de weg wilde plaveien op hun levenspad. Die dertiger, nog altijd een trotse vader, die zich weer wat nadrukkelijker op de arbeidsmarkt manifesteerde. De veertiger die voor het eerst in aanraking kwam met het verlies van dierbaren, waarmee hij ook als beginnende vijftiger nog enkele keren werd geconfronteerd. En om de rij af te sluiten die late vijftiger, de zestig in zicht, voor wie de toekomst onzekerder is dan ooit tevoren. Het is goed om af en toe “alle ikken” bij elkaar te roepen. Ten slotte vormen zij tezamen wie je bent.

Narcissus
In de spiegel kijken, moet je natuurlijk niet overdrijven. Zoals bijvoorbeeld Narcissus deed. In de Griekse mythologie was Narcissus een aantrekkelijke jongeling op wie iedereen verliefd werd. Zo ook de nimf Echo. Hij beantwoordde haar liefde echter niet, waarop zij letterlijk wegkwijnde en alleen haar klagende stem overbleef. Alle andere afgewezen meisjes smeekten daarna om wraak. En die smeekbede werd verhoord. Toen Narcissus zich enige tijd later over een beek heen boog, werd hij verliefd op zijn spiegelbeeld, als straf. Nu kwijnde op zijn beurt Narcissus weg en hij stierf. Op zijn sterfplek groeide later de narcis.

‘De duistere drie’
Er is niets mis met van jezelf te houden, maar als het ziekelijke vormen aanneemt en het zich ontwikkelt tot een narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt het eng en aandoenlijk. De meeste narcisten vinden zichzelf beter dan anderen, vertonen egoïstisch gedrag, zijn dominant, willen bewonderd worden en hebben vaak een gebrek aan inlevingsvermogen. We kennen allemaal wel bondscoaches, politici, artiesten of televisiemakers aan wie we deze gedragingen kunnen toeschrijven. Narcisme maakt samen met machiavellisme (een persoonlijkheidstrek die zich kenmerkt door de bereidheid om manipulatie en misleiding te gebruiken voor eigen belang) en psychopathie (een zeldzame persoonlijkheidsstoornis waarbij de gewetensfunctie, die zich normaliter in de baby- en peuterfase ontwikkelt, achterblijft in de ontwikkeling of geheel niet tot stand komt) onderdeel van ‘de duistere drie’.

Gebroeders Grimm
Ook de stiefmoeder van Sneeuwwitje – een van de bekendste sprookjes van de gebroeders Grimm – overdreef schromelijk door elke dag aan haar toverspiegel te vragen of zij nog steeds de schoonste van het land was. Jarenlang antwoordde de spiegel dat zij dat was totdat de spiegel op een dag vertelde dat Sneeuwwitje duizendmaal mooier was. Dit is het sein voor de stiefmoeder – die de tweede vrouw van de koning is, dus koningin – om haar stiefdochter intens te haten.

Woningnood
Het komt zelfs zover dat Sneeuwwitje hierdoor moet vluchten naar het bos. Ze komt dan bij een klein huisje waar niemand is en besluit binnen wat uit te rusten. Woningnood is blijkbaar van alle tijden, want in het huisje wonen maar liefst zeven mensen samen. Okay, het zijn weliswaar dwergen, maar toch. Bij thuiskomst na hun werk – het zijn alle zeven mijnwerkers – treffen ze Sneeuwwitje slapend aan. Als ze wakker is geworden, vertelt ze haar verhaal. Ze mag van de dwergen – die op de Feministische Meetlat waarschijnlijk laag scoren – blijven, mits ze voor de huishouding zorgt. Het bos staat in sprookjes symbool voor het leven, waar ieder zijn weg moet vinden. Dat Sneeuwwitje uiteindelijk wordt opgevangen door dwergen, is naar mijn mening het zoveelste bewijs dat het de kleine dingen zijn die het hem doen in het leven.

Snoep geen appel
Intussen heeft de koningin via haar spiegel – vertrouw ze niet, die dingen – vernomen dat Sneeuwwitje nog in leven is en waar ze verblijft. Vermomd als een oude koopvrouw begeeft zich naar het huisje van de dwergen. Ze probeert op verschillende momenten op diverse manieren haar stiefdochter te vermoorden wat alle keren mislukt. Uiteindelijk lukt het bij een derde bezoek om haar te vergiftigen met een appel. Daarvan snoepen is dus niet altijd verstandig…

 

Dansen op een vulkaan
Als de dwergen thuiskomen, zien ze dat Sneeuwwitje niet meer ademt, Ze leggen haar in een doorzichtige doodskist en om een lang verhaal kort te maken, uiteindelijk is het een prins – de monarchie had toen kennelijk nog wel toegevoegde waarde – die alles oplost. Hij brengt haar weer tot leven en wil direct, nog geen woord met elkaar uitgewisseld, met haar trouwen. Één van de eerste woorden die Sneeuwwitje tegen hem zegt, is “ja”. Op de bruiloft moet de boze koningin met gloeiende, ijzeren muilen aan net zo lang dansen tot ze dood neervalt. Dansen op een vulkaan als het ware. Wederom een bewijs dat teveel spiegelen geen zoden aan de dijk zet.

Gladde verkopers
Desondanks heeft spiegelen – of zo men wil isopraxie – zo zijn nut. Het verbetert en/of intensiveert het contact tussen mensen. Soms vindt spiegelen bewust plaats. Bij gladde verkopers bijvoorbeeld behoort het tot het standaard repertoire. Veel vaker vindt spiegelen onbewust plaats. Je ziet het ook vaak bij liefdespartners, wanneer ze bijvoorbeeld samen tv-kijken of slapen. Op vrijwel dezelfde momenten nemen ze dezelfde houding aan; het voelt vertrouwd om min of meer als elkaars spiegelbeeld tijd door te brengen. Dit alles zegt: wij zijn het eens, wij matchen.

Zonder woorden
Wat mij betreft valt onder spiegelen – ik zie het graag wat breder – ook het gedrag vertonen dat de ander in een bepaalde situatie idealiter zou vertonen. Dat aanvoelen of door ervaring weten dat iets het beste is, zonder dat er woorden voor nodig zijn. Mijn lief is daar bijvoorbeeld een meester in. Ze is stil wanneer prikkels mij teveel zijn en maakt ongevraagd de weg vrij als ik met mijn rollator ergens naar toe moet. In zekere zin is daar natuurlijk ook sprake van wanneer iemand zegt dat je er goed uitziet. “Ik weet dat je ziek bent, maar dat is niet te zien. Dat maakt het nog oneerlijker, maar koester het tegelijk.” Voortaan bedenk ik me dat dit eigenlijk – bewust of onbewust – de strekking is van wat iemand bedoelt wanneer hij of zij me een compliment maakt. En of en in hoeverre het terecht is, check ik later dan wel weer weer in de spiegel.