Vandaag ben ik begonnen aan mijn 60e levensjaar. Het toeval wil dat mijn steun en toeverlaat een week of twee geleden ook een niet nader te noemen aantal kaarsjes op haar verjaardagstaart mocht uitblazen. Ter gelegenheid daarvan trakteerden we elkaar op een weekendje weg. Daarnaast genoten we vandaag ook van een uitgebreide lunch met onze meest dierbaren. En waar kan je zoiets beter doen dan in ’t Vierkantje, één van de oudste café-restaurants van Schiedam. Volgend jaar is het een eeuw geleden dat er voor het eerst een biertje werd getapt. Ik realiseerde me vandaag dat een substantieel deel van mijn leven ook verbonden is aan dat unieke café in het centrum van Schiedam.
Ontdekken
Het moet ergens begin jaren tachtig geweest zijn toen ik ‘t Vierkantje voorzichtig begon te ontdekken. Ik was een laatbloeier als het gaat om alcohol drinken, maar geloof me, aan aan het eind van mijn tienerjaren heb ik een stevige inhaalrace ingezet. Ik maakte onder andere meters op het terras van ‘t Vierkantje, in hartje centrum van Schiedam. Het was en is altijd goed toeven daar, met name op zomerse dagen.
Buurthuis
Op een gegeven moment werd de zaak voor mij een soort buurthuis waar ik zeer frequent mijn gezicht liet zien. Dat deed ik vooral met een toenmalige collega, die in vaste dienst was van het Rotterdams Nieuwsblad, waarvoor ik destijds – zo vind ik nu – onbelangrijke stukjes schreef over amateur sportwedstrijden in de regio. Ik kwam vrijwel dagelijks even langs om aan een van de toen nog met ouderwetse kleedjes bedekte tafels in de serre van het café met hem onzin uit te wisselen, koffie te drinken of wat te eten. Vanzelfsprekend offerden we van tijd tot tijd ook wel eens aan Bacchus, wiens afbeelding de glaswand van de zaak al jaren, ook nu nog, oplicht.
Monniken
We maakten het een keer zo bont dat we de toenmalige eigenaar met een acuut probleem opzadelden. Bedenk wel, het was een andere tijd dan nu. Belgische biertjes bijvoorbeeld werden nauwelijks gedronken en waren dus ook zeker niet op de tap verkrijgbaar. Ik vermoed evenmin, dat ze, zoals nu het geval is, door een groothandel geleverd werden aan de horeca. Nee, elk café moest buitenlandse biertjes en alle gerstenat, die wat anders smaakte dan pils, zelf her en der inkopen. Wat ook de kastelein van toen dus had gedaan met het trappistenbier Sint Sixtus, door hem van harte aanbevolen toen wij een keer aangaven eens wat anders te willen drinken. We namen er eentje, een tweede, een derde, en ach, we waren er toch, een vierde. Dat deden we echter niet alleen die avond. We hadden de smaak te pakken en de dagen die erop volgden, herhaalden we het recept. Totdat we van hem te horen kregen dat de voorraad Sint Sixtus door ons toedoen op was. Uit een soort schuldgevoel zijn we een paar weken later toen maar met wat geld van de kroegbaas naar de abdij in Westvleteren gereden om bij de monniken een paar kratjes van hun bier te kopen. Als beloning kregen we na deze geste bij terugkomt in Schiedam beiden een Sint Sixtus van de zaak. Daar hebben we het toen maar – heel verstandig – bij gelaten..
Geen horeca-ervaring
Deze vriendendienst en het feit dat ik vrijwel dagelijks in zijn zaak vertoefde hebben er waarschijnlijk mede toe geleid dat diezelfde kroegbaas mij op enig moment vroeg of ik in de zomermaanden niet voor hem wilde werken. Dat ik geen enkele horeca-ervaring had, speelde voor hem geen rol. Gestreeld door het aanbod en aangetrokken door het onbekende zei ik ‘ja’ en dus liep ik een paar dagen later opeens in een nette zwarte broek en dito wit overhemd ‘in functie’ op het terras waar ik zelf zo vaak met menige klant, die ik nu moest bedienen, in de zon zat te ‘bieren’.
Gesjeesde student
En eerlijk gezegd vond ik het best leuk om opeens te horen bij de mensen van ‘achter de bar’. Het was ook in financiële zin een mooie extra aanvulling op mijn armzalige studentenbestaan – ik ben zowel een gesjeesd psychologie student als een gesjeesd economie student – dat ik financieel ‘opleukte’ met een bijbaantje als freelance (sport)verslaggever bij het Rotterdams Nieuwsblad.
Diep wantrouwen
Jammer alleen was dat mijn toenmalige baas een waard was die zijn gasten niet vertrouwde. Het was de periode waarin het Nederlands Elftal triomfen vierde in Duitsland tijdens de EK’88. Het in gezelschappen op grote schermen kijken naar de wedstrijden van Oranje was in opkomst. Bij ‘t Vierkantje kon dat die zomer echter niet, wel bij de 25 meter verderop gelegen Amstelbron. Desondanks was ‘ons’ terras een geliefde plek voor in Oranje gehulde groepen feestvierders om stevig in te drinken. Van dat stevig kwam echter in de praktijk weinig terecht, omdat wij – de kelners – van onze baas na elke bestelling direct moesten afrekenen. Voor de uitgelaten voetbalfans verdween daarmee ook meteen de pret en de meesten keerden dan ook direct na het betalen ‘t Vierkantje de rug toe.
Dievegge
Ik moest tot mijn schaamte op een avond ook die 10-12 bekenden van me, die speciaal naar ‘t Vierkantje waren gekomen, omdat ik er die dag werkte en waarvan ik zeker wist dat ze niet na zes, zeven pils de neus de benen zouden nemen zonder te betalen, vragen om gelijk af te rekenen nadat ik de tafel een eerste (en laatste) keer vol met bier had gezet. Tja, ook zij gingen erna – begrijpelijk, dan voel je niet echt welkom – meteen weg. Dag extra omzet, dag extra fooi! Het wantrouwen van mijn baas tegenover zijn klanten was zelfs zo diep dat ook mijn moedertje, toen zij een keer een kop koffie kwam drinken bij haar zoon, die – destijds – 1 gulden en 85 cent voor een kop koffie direct op tafel moest leggen. Alsof er ook maar enige kans bestond dat ik later achter mijn moeder, de dievegge, aan moest rennen…
‘Cheers’ gevoel
Nee, dat werk op zich was leuk, zeker ook met de toenmalige collega’s, maar door mijn ervaringen achter de schermen was mijn ‘Cheers’ gevoel – al die tijden een van mijn voornaamste redenen om ‘t Vierkantje zo frequent te bezoeken – voorlopig verdwenen. In de jaren die volgden kwam ik er nog wel af en toe, maar een stamgast was ik beslist niet meer. Ik kwam er pas weer wat vaker toen de zaak inmiddels een aantal keren van eigenaar was gewisseld en de huidige eigenaar er de scepter zwaaide. De sfeer op dat moment was voor mij weer de juiste om er met regelmaat te komen. Inmiddels had het interieur ook een metamorfose ondergaan. De bar was verplaatst en de ouderwetse tafelkleedjes van weleer waren verdwenen. ‘t Vierkantje was eindelijk ook aangeland in de 21e eeuw.
Reclame
In april 2012 maakte ik zelfs tegen betaling reclame voor de zaak. Dik vier uur lang bracht ik de naam ‘t Vierkantje onder de aandacht van enkele honderdduizenden mensen tijdens de Rotterdam Marathon. Ik liep deze – mijn eerste – ter ere van mijn overleden broer en combineerde mijn deelname met een inzamelingsactie voor KWF Kankerbestrijding. Toen de eigenaar van het laatste lucht kreeg, wilde hij me per se steunen en werd hij mijn shirtsponsor.
Mijn rug op
En dus liep ik mijn eerste marathon door Rotterdam met ‘t Vierkantje op mijn borst en met een foto van mijn broer op de achterkant van mijn shirt. En dat heb ik geweten! “Hup Vierkantje!” en meer van dat soort kreten werden mij tussen start en finish vrijwel onophoudelijk toegeschreeuwd, terwijl mijn broer, voor wie ik de marathon in feite liep, mij in anonimiteit vergezelde. Een jaar later – mijn moeder was inmiddels ook overleden aan kanker en had mij gevraagd om nu ter ere van haar de marathon te lopen – deed ik dat anders. Met dezelfde shirtsponsor, maar met een ander shirt liep ik mijn snelste van de 13 marathons die ik ooit in een vorig leven heb volbracht. Met deze keer een foto van mijn moeder en broer aan de voorkant. Hoe goed bedoeld het ook was om me nogmaals te sponsoren – mijn dank is nog altijd oneindig groot – ‘t Vierkantje kon deze keer mijn rug op…
Levensgenieter
Een paar jaar later in het vorige decennium bloeide mijn liefde voor ‘t Vierkantje nogmaals op. Dat is grotendeels te danken aan mijn lievelingsoom, die helaas in 2019 op zijn 94e is overleden. Mijn oom zaliger was een levensgenieter pur sang die na de dood van zijn vrouw, mijn tante, als tachtiger nog van alles ondernam om zijn leven kleur te geven. Met zijn kleinkinderen ging hij bijvoorbeeld skydiven, als figurant speelde hij mee in de tv serie ‘Het geheime dagboek van Hendrik Groen – “André van Duin was één van mijn collega’s”, zei hij altijd met een grote grijns op zijn gezicht – en op vrijdagmiddag dronk hij wekelijks een borrel met twee vriendinnen waarvan de mannen geen zin hadden om eind van de week een paar uur in de kroeg door te brengen. Ik liep een keer voorbij, zag ze zitten, sloot aan bij die vrijmibo voor ouderen en ben dat daarna met regelmaat – zo eens per drie, vier weken – blijven doen. Praatje pot, een paar biertjes en wat wijntjes en en een portie bitterballen. Soms kan het leven zo simpel zijn. De kracht van de eenvoud was zo sterk dat ook af en toe neven, nichten, mijn kinderen, hun moeder en een vriend van me aanschoven. Geluk zat dan in een klein hoekje, bij dat raam daar in ‘t Vierkantje.
Hart van Nederland
Op enig moment moet tijdens zo’n samenzijn ook het idee zijn ontstaan om het honderdjarig bestaan van ‘t Vierkantje op ludieke wijze te vieren. Bijvoorbeeld door op de verjaardag van het café alle honderdjarigen uit Nederland te trakteren op een gratis maaltijd. Publiciteit verzekerd! Hart van Nederland komt maar wat graag af op zo’n bonte verzameling eeuwlingen. Meedenkend met de eigenaar stelden we ons daarbij voor dat het qua kosten nog best kon meevallen. Immers, niet alle honderdjarigen zouden in staat zijn om naar Schiedam te komen en wie wel kwam had altijd een of meerdere begeleiders bij zich die uiteraard wel het gelag moesten betalen.
Boek
En natuurlijk zouden mijn oom – net als ‘t Vierkantje in 1924 geboren – en ik dan van de partij zijn. Helaas, na 94 jaar werd de eik geveld waarmee ook ons mooie plan in schoonheid stierf. Het kan natuurlijk nog steeds, daarom breng ik dit alles ook nu in de openbaarheid. Wie o wie pakt de handschoen op? Daarnaast mag ik toch ook hopen dat er nog iemand is die zich geroepen voelt om een boek te schrijven over dit café-restaurant dat niet is weg te denken uit de historie van Schiedam. Genoeg historici in Schiedam, waarvan sommigen zelfs landelijk bekend, die de pen kunnen oppakken, lijkt me. Zelf vind ik het al een mooi vooruitzicht om ook ter gelegenheid van mijn 60e verjaardag weer met mijn dierbaren te gaan lunchen in het dan honderdjarige Vierkantje en daar het leven te vieren. Dat maakt in zekere zin de cirkel weer wat ronder…