Soms voel ik me ouder dan ik ooit zal worden. Ben ik verdwaald in een toekomst die ik nooit zal bereiken. Afgelopen dinsdag was dat bijvoorbeeld het geval toen ik op weg was naar mijn fysiotherapeut. Na mijn revalidatietraject kom ik daar nog twee keer per week om mijn tijdens de revalidatie weer enigszins opgebouwde kracht en conditie op peil te houden.
Subtiel verleiden
In principe probeer ik deze verplichte uitstapjes altijd te combineren met een bezoekje van deze of gene waarbij ik mijn gast dan altijd vriendelijk verzoek (of subtiel verleid) om mij tussen de bedrijven door tevens van huis naar de fysio en/of van de fysio naar huis te brengen, soms aangevuld met een lunch ergens in het Vlaardingse. Deze dinsdag had ik echter niemand kunnen verleiden en begaf ik mij dus alleen op pad met mijn tegenwoordig gammele benenwagen.
Dik in de tachtig
Na een tijdje ongelijke straten en trottoirs te hebben getrotseerd – pas wanneer je je voortbeweegt met een rollator of rolstoel ontdek je hoe slecht de meeste bestrating is onderhouden – zag ik aan de overkant een vrouw lopen met een rollator. Aan mijn kant liep een man met een rollator me tegemoet. Je kan er wel eens lelijk naast zitten, ik weet het, maar ik schatte ze beiden dik in de tachtig. De derde persoon met een rollator was ik. In februari word ik 59…
Polonaise
Op dagen dat ik de humor op straat zie liggen, kan ik dit soort taferelen best amusant vinden. Ik weet bijvoorbeeld nog dat een maand of vijf, zes geleden – het was hartje zomer – in het centrum van Vlaardingen zich zowel voor als achter mij twee, drie hoogbejaarde vrouwen met een rollator voortbewogen. “Polonaise!” riep ik spontaan. Extreem flauw, maar deze slechte grap viel in goede aarde bij de dames op leeftijd en ook ik zelf kon een glimlach niet onderdrukken
Gelach en gelag
Deze druilerige dinsdag klonk er echter geen gelach uit mijn mond, omdat ik het een hard gelag vond om te constateren dat mijn oude dag blijkbaar vervroegd is aangebroken. De dame links sloeg een zijstraat in en verdween daardoor van mijn netvlies. De man tegenover me zat daar nog bovenop, hij was me bijna genaderd. We liepen elkaar voorbij. Hij zei “Goedemiddag” en glimlachte vriendelijk. “Dag mijnheer”, antwoordde ik, eveneens glimlachend, terwijl ik hem met gemengde gevoelens passeerde. Ik kon het moeilijk verdragen, dat ik fysiek vrijwel in dezelfde staat verkeerde als deze man, die – zo zag ik toen ik hem van dichtbij bekeek – eerder een vroege negentiger leek dan een late tachtiger. En tegelijkertijd was ik jaloers, omdat ik graag zou willen dat ik zijn leeftijd ooit zou kunnen bereiken.
Wolfgang Amadeus
Ik vervolgde na mijn confrontatie met het (niet) ouder worden mijn pad dat bezaaid leek met allerlei prikkels waarmee ik tegenwoordig zo moeilijk kan omgaan. Ik schrok van een busje dat (te) hard door de straat reed, ik hoorde een hond blaffen, een scooter van Thuis Bezorgd scheurde over de stoep, in de verte gilden wat spelende kinderen. Ik sloeg linksaf in de buurt waar de straten zijn vernoemd naar componisten. Sweelinck, Valerius, Schäfer, ze begeleidden me naar mijn bestemming. Allemaal Hollandse componisten. Ik bedacht me, terwijl ik verder liep – in mijn situatie is dat tegenwoordig een onverstandige keuze, denken en bewegen tegelijk – dat ik eigenlijk geen enkele melodie van deze klassieke muziekmakers kende. Van Mozart ken ik wel diverse werken, maar Wolfgang Amadeus en diens laan liet ik letterlijk links liggen.
Speeltuin
Ik kwam aan bij een speeltuin van een basisschool waar het speelkwartier in volle gang was. Het geluid dat ik eerder in de verte hoorde, was nu heel dichtbij. Kinderen die elkaar achterna renden, verstoppertje speelden, touwtje sprongen of een liedje zongen. Hoewel de kakofonie van klanken, die tot me kwam, nog altijd door merg en been ging, begon ik alles plots in een ander licht te zien. De glimlach van een kind verandert immers alles en doet je beseffen dat je leeft. Een fractie van een seconde nog dacht ik er aan dat, wanneer de wetenschap niet snel nog meer vorderingen maakt, van de pakweg twintig, dertig kinderen die ik zag spelen er later een stuk of tien kanker zullen krijgen. Een helaas realistische gedachte die ik nu echter niet wilde hebben. Nee, beter was het om volop te genieten van de dikke pret die deze volwassenen in de dop met elkaar beleefden. De toekomst is van straks en ongewis voor iedereen, het heden is van nu. Carpe Diem.
Blaffende hond
Die andere gedachte – het was eigenlijk meer een gevoel – zorgde ervoor dat de prikkels van het beeld en geluid die de scholieren gezamenlijk produceerden anders bij me binnen kwamen. En meteen verdween ook de eerder beleefde ergernis om het (te) hard rijdende busje in de straat, de scooter van Thuis Bezorgd die voorbij scheurde, ja, zelfs aan de blaffende hond had ik me gestoord, om de doodeenvoudige reden dat het geluid van de viervoeter op dat moment even teveel voor me was. Misschien had die chauffeur van het busje wel een hele goede reden om (te) hard te rijden, wilde die maaltijdbezorger van Thuis Bezorgd snel naar zijn volgende opdracht om meer fooi te krijgen, omdat hij spaart voor bijvoorbeeld een gitaar en tja, een hond, hoe kan ik die in godsnaam iets kwalijk nemen?
Inzichten
Zo kwam ik tijdens die tocht die begon met me ‘ouder voelen dan ik ooit word’ weer tot mooie inzichten en het besef dat ik nog meer moet accepteren dat het omgaan met prikkels mijn uitdaging is waar ik niet de veroorzaker van de prikkel voor moet veroordelen, maar waarmee ik moet leren omgaan. Voor een deel heb ik dat zelf in de hand. Ik moet bijvoorbeeld zo min mogelijk ‘vervuilende’ gedachten toelaten en zeker wanneer ik met mijn gammele benenwagen op pad ga sowieso onderweg niet teveel denken. Waarom zou ik me, terwijl ik alle aandacht en energie nodig heb om een ongelijk trottoir te bedwingen, me bijvoorbeeld druk maken om de mij onbekende melodieën die Sweelinck, Valerius en Schäfer ooit creëerden? Terwijl ik langs die spelende kinderen liep, die hun leven nog moeten componeren, hoorde ik de mooiste zin uit San Diego Serenade van Tom Waits (ik geef zelf overigens de voorkeur aan de versie van Curtis Stigers) zich voortdurend in mijn hoofd herhalen. “I never heard the melody until I needed the song.”